Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hoort dit, gij [1]oudsten! en neemt ter oren, alle inwoners des lands! Is [2]dit geschied in uw dagen, of ook in de dagen uwer [3]vaderen? 1. Die in Juda de regering hebt en ervarenheid van zaken en tijden; zie Ex.3:16, en Lev.14:15, met de aantekening. Of slechts, gij ouden van jaren, die meer beleefd hebt dan jongen of die van middelmatigen ouderdom zijn. 2. Weet gij, gedenkt u, van zulk ene plaag, als in het volgende verhaald wordt? 3. Ex.10:4,5,6,14,15, wordt ook van een gruwelijke plaag der sprinkhanen over de Egyptenaars verhaald, maar die duurde zo lang niet, en er waren zoveel soorten niet van dat vernielend gedierte als hier in het land van Juda, het een achter het ander; hoewel de verstoktheid van het volk zo groot was, dat zij weinig gevoel daarvan hadden tot bekering; waarom God hen door dezen profeet zoekt op te wekken, gelijk het volgende uitwijst.